We waren op Down the Rabbit Hole. Waar we drie dagen lang kopje onder gingen in een wereld van rock-’n-roll, dance, pop en hiphop. Te midden van het feestgedruis vonden we ook nog tijd om even met wat artiesten te praten.

Op dag één hadden we het genoegen om te praten met Frank Carter en één van zijn ratelslangen Dean Richardson, net voordat ze het Fuzzy Lop-podium helemaal plat speelden.

Foto door Tineke Klamer

Jullie hebben net End of Suffering uitgebracht. Was jullie aanpak bij het maken van dit album anders dan bij vorige albums?  

Frank: Ja we hebben eigenlijk het hele schrijfproces omgegooid. Bij de vorige albums zaten Dean en ik samen op de bank met een gitaar en een kop thee, gewoon dingen te schrijven. Zodra we de nummers hadden gingen we met de hele band de studio in en begonnen met opnemen. 

Deze keer namen we de basale demo’s mee naar onze producer Cam Blackwood. We zaten daar dan samen met onze drummer Gareth, ontmantelden alles en zetten het weer in elkaar. Het was goed om met een vers paar ogen en oren aan de nummers te werken. 

Dean: Voorheen namen we zegmaar de basale dingetjes wel samen op. Maar deze keer zijn we een soort lappendekenproces aangegaan waarbij het meer ging om het aan elkaar plakken van stukjes. Je gaat op een destructieve manier met de nummers om en je maakt je niet te veel zorgen over het bewaren van je ritmegitaargeluid voor je volgende song. Je bekijkt elk stukje op zich en gaat ‘aan’ bij de spannende dingen. Deze manier van werken voelde zorgelozer.

Foto door Tineke Klamer tijdens een akoestische set

Werkte deze nieuwe aanpak beter, omdat jullie nu meer ervaring hebben?

Frank: We hebben zeker meer ervaring nu. Maar deze nieuwe manier van werken aan een album kwam door Cam. Hij was heel zelfverzekerd over wat hij deed en die zekerheid sprong over op ons. Natuurlijk hebben we meer ervaring, omdat we als The Rattlesnakes twee albums achter de rug hadden, voordat we begonnen met End of Suffering

Uiteindelijk denk ik dat het kwam door het vertrouwen waarmee onze producer zei, “alles kan.” Dat waren de magische woorden waarop we tien jaar hebben zitten wachten. Het moment waarop ik dat hoorde had ik zoiets van: “Ik wil nú zingen!”

En deed je dat?

Frank: Cameron had de microfoon daar en ik dacht, “oh shit!” Dit had ik in mijn hele leven nog nooit meegemaakt. Dus ik kon gewoon zingen en veel van de opnames die we toen maakten hebben het album ook gehaald.

Dean: Normaal gesproken zouden we vijf weken wachten voordat we aan de slag gingen met de vocalen. Nu deden we het in de eerste paar dagen. 

Foto door Tineke Klamer

Dus dit voelde veel natuurlijker?

Frank: Zeker. En ik sta versteld van de studio. In die zin dat het schrijven van nummers zo’n mooi, organisch en vanzelfsprekend proces is, terwijl het opnemen zoveel stress meebrengt. Iedereen heeft een deadline, alles moet op een bepaalde manier. Het is bizar. 

Dean: Als je bassist bijvoorbeeld een moeilijke tijd doorgaat maar hij moet wel nu opnemen. Dat gaat anders klinken dan wanneer die gast lekker in zijn vel zit. 

Dean, wat was jouw eerste instrument?

Dean: Ik ben begonnen met gitaar – Spaanse gitaar eigenlijk. Later pikte ik het drummen op en dat was het eerste instrument waarop ik live speelde in bands.

En heb je je eerste gitaar nog?

Ja die heb ik nog, een Yamaha Pacifica. Die staat in de loft van mijn ouders. Ik heb sindsdien wel meer gitaren gehad, maar die heb ik nooit weggedaan.

Foto door Tineke Klamer

Hebben jullie favoriete akkoorden of toonsoorten waarop jullie terugvallen als jullie componeren?

Dean: Dat doe ik instinctief, maar niemand onder ons is heel erg met muziektheorie bezig. Normaal gesproken schrijven we een hoop materiaal en gaan we de studio in. De producers – die meer van theorie afweten – zeggen dan wel eens, “Oh ja deze staat weer in A.” Maar elk album valt instinctief op zijn plek, of dat nou om de toonsoort of de sfeer gaat. Daar ben ik niet specifiek mee bezig.

Wat je meest bizarre backstageverhaal?

Frank: Sorry, dat kan ik niet zeggen.

Dean: What happens backstage, stays backstage.

Frank: Ik ben opgegroeid als een straightegde punkrock-’n-rol-kind. Dus ik dronk heel lang niet en nam nooit drugs. Ik werd ouder, trouwde, kreeg een kind. En recent zijn we begonnen met het spelen van wat shows met de Foo Fighters. Dus op een avond komt Dave Grohl de kleedkamer binnen met whiskey en shots. Ik had nog nooit in mijn hele leven een shotje gehad.

Dean: Ik dacht bij mezelf, “Oké, dit wordt interessant.”

Foto door Tineke Klamer

Je kon Dave Grohl natuurlijk niet afslaan … 

Frank: Ik zei tegen hem dat ik dit nog nooit eerder had gedaan en hij verzekerde me dat ik het niet hoefde te doen. Ik had zoiets van, “maar eigenlijk moet het wel, toch?” Dus ik knikte en had zoiets van, “zeker!” Toen heb ik een nieuwe regel bedacht: Ik drink alleen shotjes met Dave Grohl. Maar die regel kwam op losse schroeven te staan toen zijn gitaartechnicus me een shotje gaf en ik dacht, “Oké, van nu af aan doe ik alleen shotjes met iedereen die is verbonden aan Dave.”

Als je een beginnende muzikant advies kunt geven, wat zou dat dan zijn?

Frank: Speel, schrijf, elke dag, de hele dag. Speel gewoon zoveel je kan en maak je niet te veel zorgen over hoe je eruitziet of hoe je klinkt. Maak je ook geen zorgen als niemand naar je shows komt. Speel een luister gewoon zoveel muziek als je kan, van alle genres.

Probeer in die wereld iets origineels neer te zetten. Zolang je maar met je hart speelt vind je wel datgene dat je het meest interesseert. Hopelijk vind je iets dat nog niet eerder gezegd is. Wat lastig is, want dat is alles al een keer …

Nog wat advies is om je scene te vinden in je eigen regio. En als er geen scene is, maak je er gewoon één. Zet eigen shows op, en vraag andere bands om met je mee te spelen. Uiteindelijk zal  het je helpen te groeien.

Wat vind je van dit artikel?👍 👎Je hebt al gestemd!